Marcel de Heer

Wet preferente status kinderalimentatieschuld

Met ingang van 1 juli 2025 treedt de Wet preferente status kinderalimentatieschuld in werking.

Hoe is het nu geregeld?

Kinderalimentatievorderingen zijn nu concurrente vorderingen. Dat houdt in geval van verhaal in dat de opbrengst gedeeld moet worden met andere concurrente schuldeisers en dat de schuldeisers met een hogere rang voorgaan.

Artikel 3:277 BW bepaalt dat schuldeisers onderling een gelijk recht hebben om na voldoening van de kosten van executie uit de netto-opbrengst van de goederen te worden voldaan naar evenredigheid van ieders vordering. Op deze hoofdregel bestaan enkele uitzonderingen in de vorm van voorrang en bevoorrechting. Voorrang en bevoorrechting zijn alleen mogelijk op grond van een formele wet.

Hoe is het geregeld na inwerkingtreding van deze wet?

Met inwerkingtreding van deze wet wordt de vordering betreffende de verschuldigde kinderalimentatie bevoorrecht. Dit betekent dat op het moment er meerdere schuldeisers zijn bij de alimentatieplichtige ouder, de kinderalimentatie vordering voorrang krijgt op de andere schulden. Deze wet zorgt er dus voor dat kinderalimentatieschuld geen concurrente schuld meer is die op gelijke voet staat met andere concurrente schulden en schulden met een hogere rang dus ook niet meer voor zich moet dulden. Het toekennen van een preferentie zal leiden tot meer inbare kinderalimentatie.

Voor de preferentie van de kinderalimentatievordering is gekozen voor een algemeen voorrecht. Bij een bijzonder voorrecht op bijvoorbeeld alleen loon zou betekenen dat ZZP’ers niet worden geraakt door de preferentie. Algemene voorrechten geven de schuldeiser een hogere rang op alle goederen van de schuldenaar. Een werknemer met een vordering tot betaling van achterstallig salaris heeft bijvoorbeeld zo’n algemeen voorrecht. Bijzondere voorrechten geven de schuldeiser slechts een hogere rang op de opbrengst van een specifiek goed. De toekenning van een algemeen voorrecht aan kinderalimentatie zorgt ervoor dat de vordering kinderalimentatie dus preferent is bij beslag op vorderingen op loon, uitkering, onder opdrachtgevers, maar ook bij beslag op een auto of woning op de opbrengst uit de verkoop daarvan en dus niet beperkt is tot een enkel object/recht. Het bevoorrechten van de kinderalimentatievordering doorbreekt de gelijkheid van schuldeisers.

Wat verandert er nog meer?

Vorderingen ten aanzien van alimentatieachterstand kunnen aan de gerechtsdeurwaarder uit handen worden gegeven, maar kunnen ook aan het LBIO uit handen worden gegeven.

Wanneer het LBIO de zaak ter behandeling krijgt brengen zij opslagkosten in rekening, die voor rekening van de alimentatieplichtige komen. Deze (niet geringe) opslagkosten bedragen 15% van het alimentatiebedrag met een minimum van € 19,00 en worden dus maandelijks aan de alimentatieplichtige doorbelast.

De opslagkosten die op de alimentatieplichtige worden verhaald maken deel uit van het alimentatiebedrag omdat dit bedrag op grond van artikel 1:408, derde lid, BW met deze kosten wordt verhoogd. De tenuitvoerlegging van de alimentatievordering geschiedt met inachtneming van deze wijziging van het alimentatiebedrag (art. 1:408, achtste lid, BW). Deze opslagkosten vallen hierdoor eveneens onder de preferentie evenals de executiekosten.

Het LBIO is op grond van artikel 479g Rv bevoegd zelf, zonder tussenkomst van een deurwaarder, vereenvoudigd beslag te leggen wanneer de alimentatie niet wordt betaald en het LBIO de invordering hiervan op zich heeft genomen.

Artikel 478 Rv geeft een regeling in situaties waarbij sprake is van samenloop van twee of meer beslagen bij een en dezelfde derde beslagene. Hoofdregel daarbij is dat de deurwaarder met het oudste executoriale beslag int. Wanneer bij het oudste executoriale beslag op periodieke uitkeringen of loon echter sprake is van een vereenvoudigd beslag door bijvoorbeeld het LBIO voor een (hogere) bevoorrechte vordering dan de vordering waarvoor door de deurwaarder executoriaal beslag is gelegd, treedt deze beslaglegger (dus bijvoorbeeld het LBIO) op als ware hij coördinerend deurwaarder.

Bij preferentie van de kinderalimentatievordering kan het aan de orde zijn dat het LBIO op grond van de wet als eerste beslaglegger als coördinerend deurwaarder heeft op te treden.

Overgangsrecht

Er is in dit wetsvoorstel niet voorzien in overgangsrecht. Dit betekent, nu de preferentie van de vordering ter zake de verschuldigde kinderalimentatie is opgenomen als algemeen voorrecht in artikel 3:288 BW, moet worden teruggevallen op de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek BES. Dit betekent dat de aanvulling van artikel 3:288 met een onderdeel f over de preferentie van de kinderalimentatievordering ook geldt ten aanzien van vorderingen die er op het moment van inwerkingtreding (1 juli 2025) reeds zijn. De nieuwe regeling is niet van toepassing op de rangorde bij de verdeling van de opbrengst van een goed dat op het tijdstip van in werking treden van de regering reeds ten behoeve van het verhaal is verkocht, en ook niet op die bij de verdeling van hetgeen op een vordering op dat tijdstip reeds is geïnd.

Kortom vorderingen met betrekking tot kinderalimentatie zijn met ingang van 1 juli 2025 preferente vorderingen, die zo dus sneller kunnen worden geïncasseerd. Heeft u een vordering ten aanzien van kinderalimentatie, dan staan wij u graag te woord op welke wijze wij deze voor u kunnen incasseren.

Overig nieuws