Marcel de Heer

Wat is verjaring van een vordering?

De verjaring van een vordering houdt feitelijk in dat de vordering na verloop van een bepaalde termijn niet meer in rechte kan worden afgedwongen. Er blijft wel een natuurlijke verbintenis over, wat inhoudt dat de schuldenaar die na verjaring alsnog aan zijn verplichting voldoet dit niet onverschuldigd doet. De ratio is de bescherming van de rechtszekerheid: men moet niet na decennia nog geconfronteerd kunnen worden met oude claims en vorderingen.

Arrest gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Op 20 augustus 2024 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een arrest gewezen met betrekking tot de verjaring en stuiting hiervan (ECLI:NL:GHARL:2024:5300). Stuiting van verjaring betekent dat de lopende termijn van een vordering wordt afgebroken en er een nieuwe begint te lopen.

De restschuld en verjaringstermijnen

In de onderhavige casus gaat het om het incasseren van een restschuld, die resteert na uitwinning van het hypotheekrecht. Na verkoop van de onroerende zaak resteerde er ten aanzien van de hypothecaire vordering nog een restant van de oorspronkelijke lening en rente, de restschuld. Uitgangspunt is dat een door een hypotheekrecht gedekte vordering een verjaringstermijn kent van twintig jaar. Bij een restschuld, die resteert na uitwinning van het hypotheekrecht, geldt echter een verjaringstermijn van vijf jaar, deze laatste verjaringstermijn gaat in op de dag van de levering van het onderpand (de onroerende zaak) aan de koper.

De claim van de schuldenaar

De hypotheekverstrekker (bank) heeft voor de restschuld ten laste van de schuldenaar loonbeslag gelegd. De schuldenaar is evenwel van mening dat de vordering van de restschuld inmiddels is verjaard, nu het gelegde loonbeslag inmiddels meer dan 5 jaar geleden gelegd is. In kort geding gaf de voorzieningenrechter de schuldenaar gelijk, dat er geen sprake is van een voortdurend stuitende werking.

Uitspraak bodemrechter

De bank is niet in hoger beroep gegaan, omdat de schuldenaar een bodemprocedure was gestart, waarin de onderhavige kwestie wederom en uitgebreid aan de orde kwam. De bodemrechter oordeelde dat het gelegde loonbeslag een daad van rechtsvervolging is, overeenkomstig artikel 3:316 BW en daarmee de verjaring is gestuit.

Bevestiging door het gerechtshof

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden stelt eveneens dat er sprake is van stuiting. De schuldenaar werd er door het loonbeslag namelijk maandelijks opnieuw mee geconfronteerd dat de bank haar vordering aan het incasseren was. Het moet de klant daarom elke maand opnieuw duidelijk zijn geweest dat de bank haar rechten niet heeft willen prijsgeven. De Hoge Raad heeft zich hier (nog) niet over uitgesproken.

Discussie over de stuitende werking

Vraag blijft of deze uitspraak overeind zal blijven staan. Kan de maandelijkse inhouding gezien worden als maandelijkse stuitingshandeling of is deze alleen het gevolg van een executiehandeling en heeft zij dus geen stuitende werking?

Overig nieuws